PIETERJAN GINCKELS
WORK        ABOUT        SHOP
BOOKS
S.P.A.M. BOOK (APE 2011)
Pieterjan Ginckels (NAK 2008)
TEXTS
Archeoloog Van De Nabije Toekomst
    Sam Steverlynck

YBPA2011
    Tom Nys

Pop Artz,
    Melanie Bono

A meaningful paycheck?
    Eva Plateau, Tine Holvoet

Creative entrepreneur in the dark
    Jörg Kohnen-May

1000 Beats, 1 Beat, 10 Questions
    Tom Nys with Magnus Voll Mathiassen,
    Cristian Vogel and Pieterjan Ginckels

Muziek en beeldende kunst 3: PJG
    Jozefien Van Beek

World Wide Winter
    Piet Vanrobaeys
Muziek en beeldende kunst reeks (3)
   Pieterjan Ginckels
Muziek en beeldende kunst. Twee disciplines die perfect los van elkaar kunnen functioneren. In deze reeks gaan we op zoek naar de invloed die muziek kan hebben op beeldende kunstenaars. Sommige kunstenaars zijn helemaal doordrongen van muziek, anderen gebruiken geluid slechts als medium om tot beelden te komen, nog anderen zouden eigenlijk liever muzikant zijn. Een reeks interviews met kunstenaars die op een of andere manier iets met muziek te maken hebben. Pieterjan Ginckels vertelt.

Hoewel Pieterjan Ginckels zich graag voor honderd procent zou verdiepen in muziek, wordt hij telkens opnieuw naar de beeldende kunst gezogen. “Als ik met het ene bezig ben, krijg ik zin om het andere te doen. Maar de status van de dingen en de grenzen ervan vind ik niet belangrijk.” Zijn muziek wordt sculpturaal en zijn beeldend werk krijgt muziektrekjes. In Ginckels’ praktijk zijn de twee disciplines één grote mengvorm.

In de beeldende kunstwereld rolde hij toevallig binnen toen hij in 2002 als architectuurstudent werk toonde in de groepstentoonstelling Spervuur van curator Guillaume Bijl. “Guillaume Bijl heeft me gedwongen om bewust voor beeldende kunst te kiezen.” Met muziek is Ginckels altijd al bewuster bezig geweest. “Ik ben echt opgegroeid met muziek. Ik heb ook altijd muziek gemaakt. Als kind gebruikte ik daarvoor de oude bandopnemer van mijn vader. En toen ik studeerde, ben ik beginnen dj’en. Op een bepaald moment begon ik met een vriend muziek te maken als introliedjes bij onze dj sets. Dan maakten we bijvoorbeeld een loeihard jaren tachtig elektrogeluid om onszelf aan te kondigen. Dat was heel fijn. Zo ben ik steeds meer beginnen knoeien en daar is Nononoise uit ontstaan. Nononoise bestaat uit mezelf en iedereen die ik dwing om mee te doen. Ik trek mijn vrienden voor de microfoon om te zingen. Al de rest doe ik zelf.”

Nononoise bestaat ook in een live versie als een performance waarbij een aantal regels gelden. “Iedereen die meedoet, moet zelf een instrument maken dat er elektrisch uitziet en het leren bespelen. Iedereen moet ook een choreografie instuderen met zijn instrument. Dat brengen we samen tot een geheel, al blijft het grotendeels improvisatie. Het mag dus mislukken. Ik zie Nononoise Live als een levende sculptuur.” Die sculptuur bestaat altijd uit Ginckels en zijn vrienden. “Ik vind het leuk om mensen te betrekken bij mijn kunstenaarspraktijk. Dat is boeiender dan alleen werken. En of die mensen dan uit de de muziekwereld of gewoon uit mijn vriendenkring komen maakt niet uit. Net omdat het geen professionals zijn, krijg je een menselijke inbreng, een soort van ‘lo fi’ kant. Dat boeit me. Het is absoluut geen perfecte muziek. Je hoort er zowel twijfel als enthousiasme in en dat vind ik mooi.”

Ook in zijn beeldend werk gaat Ginckels op zoek naar dat menselijke aspect. In ‘Summer cage’ bijvoorbeeld. “Dat is een oud, vervallen ding dat ik omvorm tot een kooi voor de zomer met verlichting, een elektrisch verwarmertje en een foto van de laatste dag van de zomer. Maar het is kapot en de lampen geven geen warmte. Alles faalt dus. Dat zorgt ervoor dat het object iets menselijks krijgt. Dat menselijke falen intimideert veel minder dan de perfectie. Misschien voel ik me er daardoor beter in thuis.”

De muziekwereld en alles wat daarbij hoort, spreekt Ginckels veel meer aan dan de beeldende kunstscène. “De muziekwereld is veel dynamischer dan die van de beeldende kunst. Ik vind alle randaspecten van muziek zo mooi: remixes, compilatiecd’s, labels, festivals, gastmuzikanten. Dat is geweldig en dat heb je niet in de beeldende kunst. Bovendien heb je bij muziek een veel directer contact met het publiek. Ik ben dus op zoek gegaan naar een manier om een beeldend kunstwerk te maken waarbij ik al die dingen uit de muziekwereld kon gebruiken zonder dat ik zelf muziek moest maken. Dat is ‘1000 beats’ geworden.”

Het ‘1000 beats’ project vertrok uit het idee van een plaat. “Plots wist ik dat ik een plaat wilde maken, een seven inch, want dat is een objectformaat. Die zou ik dan op meerdere platenspelers tegelijk afspelen. Ik had het plan om mijn idolen te vragen om de muziek en de hoes te maken.” Dus vroeg Ginckels zijn muzikale held, componist en producer Cristian Vogel, om één seconde muziek te maken. Die zou Ginckels in een loop ononderbroken afspelen. “Wat Cristian Vogel gedaan heeft, is superstraf. Als je de plaat op twee platenspelers tegelijk draait, begint het echt te leven.” Aan de Noorse designers van Grandpeople vroeg hij om de hoes te ontwerpen. “Zij begrepen meteen dat het een soort sculptuur zou worden in plaats van een echte plaat. Ze hebben er optical art in verwerkt.”

Een ‘locked groove’ – een cirkelvormige groef waarin de naald blijft draaien – maken is voor een platenperser een moeilijk proces. “Daarin zit voor mij net het sculpturale aspect. Je kan die plaat zien als een sculptuur. De plaat zelf is het eerste deel van het project. Deel twee is alles wat ik daarmee heb willen genereren.” Zo was het project in Wiels te zien als een performance. “We hadden een half uur om het op te bouwen, te laten spelen en weer af te breken. Als het project in een echte tentoonstelling staat, is er eerst een week tijd waarin alle mensen hun platenspelers mogen binnenbrengen. Elke platenspeler heeft zijn eigen karakter, net als mensen. Dat was eigenlijk ook het idee: die platenspelers vertonen een soort van gebrek, zoals het strandhuisje, waardoor ze een beetje vermenselijkt worden.”

Ook in het NAK in Aken toonde Ginckels ‘1000 beats’. Een verdieping lager was er ander werk van hem te zien. “Op die manier vormde ‘1000 beats’ de soundtrack voor de benedenverdieping, want je hoorde het geluid tot daar. Ik vind het mooi dat je zo ook op een architecturaal niveau kan samplen. Als ik in een tentoonstelling rondloop, mis ik vaak een soundtrack. Als er geluid is, ben je helemaal verstopt, dan ga je helemaal op in de tentoonstelling. Als er geen muziek is, ben je je veel meer bewust van andere toeschouwers, dan geraak je moeilijker tot een beeld. Geluid kan voor mensen een muur slopen om zich over te geven aan een beeld.”

Muziek kan Ginckels ook inspireren bij het maken van beeldend werk. Zo maakte hij de tekeningen van zijn video ‘Stroboscope’ terwijl hij naar muziek luisterde. “Ik maakte de tekeningen op de computer met Photoshop. Ik zette een playlist op met liedjes uit mijn i-Tunes en begon te tekenen op de muziek. Bij het volgende nummer maakte ik een nieuwe tekening.” Die tekeningen samen vormen de video ‘Stroboscope’. “Voor dit werk heb ik i-Tunes echt als een systeem gebruikt. Omgekeerd zou je nu heel gemakkelijk muziek kunnen maken voor de video ‘Stroboscope’. En zo kan je blijven doorgaan.”

Vorig jaar maakte Ginckels de tentoonstelling ‘Sonic You’ in een galerie in Milaan. “Het naamloze debuut van Sonic Youth is van 1982, net als ikzelf. Die twee bio’s wilde ik laten samenvallen. Ik heb beelden van hun live show in Milaan vermengd met beelden van ‘Stroboscope’. Ze slaan op hun gitaar en opeens zie je tekeningen uit ‘Stroboscope’. Bovendien had ik een foto gemaakt op platenhoesformaat waar ik mijn hoofd geplakt heb op dat van de drummer. De drummer is toch het minst belangrijke lid van een groep. (lacht)”

Maar de band die voor Ginckels het allerbelangrijkst is geweest is Grandaddy. “Ondertussen bestaan ze helaas niet meer. Ze hadden een heel eigen geluid, maar maakten ook prachtige beelden voor hun cdboekjes. Zowel hun teksten als hun beelden hebben invloed gehad op mij. Nog steeds eigenlijk. De songteksten – die trouwens heel mooi zijn – zijn met de hand geschreven. Dat is belangrijk voor mij, kijk maar naar de tekeningen die ik maak met tekst. Wat opmerkelijk is aan Grandaddy is dat ze alles zelf deden: ze beantwoordden hun mails, stuurden zelf de T-shirts op als je er een bestelde. Ze zijn uiteindelijk gestopt omdat ze dat allemaal niet meer aankonden. Ook hier heb je weer dat menselijke falen.”

Momenteel werkt Ginckels aan een groot nieuw project. “Als trouwcadeau kreeg ik van een goede vriend, een Amerikaan die in België werkt, een fiets. Hij zat in een wielerteam in New Jersey dat geleid werd door zijn broers. Op de blauwe Bianchi-fiets die hij mij gaf, heeft hij zijn eerste wedstrijd geraced. Het is een ongelooflijk mooi object dat ik onmiddellijk aan beeldende kunst link. Je voelt dat het object een geheugen heeft, dat er een geschiedenis achter zit. Een onschuldig kunstwerk.”

Voor het nieuwe werk, ‘Piste’, werkt Ginckels aan een mini-wielerpiste. Het trouwcadeau en het fantasie-idee van een platenspeler die wordt aangedreven door een fiets waren de inspiratiebron. “In het midden van de minipiste wil ik een platenspeler zetten. De fiets bevestig ik aan de as van de platenspeler. Als de fietser toertjes rijdt op de piste, gaat die plaat heel traag draaien. Dat zal waarschijnlijk laag klinken omdat de frequentie zo laag zal zijn. Dus dat opent weer perspectieven om een nieuwe plaat te maken. Maar wat vooral leuk is aan dit werk is het participatieve aspect. Ik moet namelijk wielrenners zoeken om te fietsen. Net als bij Nononoise zal ik vrienden vragen om mee te werken. De wielrenners zullen op prachtige Bianchi-fietsen op de minipiste rijden. Hun helm en hun hemdje zullen eruitzien als een spiegelbol. De renners worden ‘human discoballs’. Het wordt dus weer tegelijk een sculptuur en een performance.”


Jozefien Van Beek, H-art, 2010.